Bij ons thuis hadden wij vroeger bijna altijd een hond, soms twee. Zoals ook de kleine Kobus, die op een goede dag gewoon kwam aanlopen en bij ons thuis is gebleven. Waarschijnlijk was hij van, bij de sluizen aangemeerde schepen afkomstig. Op bijgaande foto, uit omstreeks 1978, zijn moeder en mijn jongste broer Jan achter ons huis, onze Snuffel, een heel lieve hond aan het wassen. Als wij als jongens, en ook jaren later gingen wandelen en struinen in de achter ons huis gelegen weilanden en uiterwaarden, ging de hond altijd mee. Wel letten wij er altijd goed op dat zij niet achter de koeien en schapen gingen rennen. Maar op een goede dag was onze Snuffel alleen op pad gegaan, en bij thuiskomst stonk zij vreselijk. Waarschijnlijk had zij op in het weiland op een dode mol liggen rollen. Aangezien onze Snuf gewoon in huis zijn plekje had, bv naast de oude houtkachel, was het dit keer echt niet te harden. Zij stonk vreselijk. Moeder begon te gillen ‘Snuf wat stink je vreselijk, m’n huis uit’ Met zijn kop naar beneden, een schuldige blik in haar trouwe hondenogen, en staart tussen haar poten droop snuf af en ging via de houten hordeur naar buien. En echt, op Snuf haar rug stonden haar donkere haren, gedeeltelijk vies plakkerig omhoog, en er kwam een vreselijke gore stank vanaf. De teil werd gepakt, en de onwillige Snuffel kreeg met Dreft een grondige schoonmaakbeurt. Niet alle stank was verdwenen, maar het was te doen. Nadat onze hond weer een beetje was opgedroogd, mocht zij weer in huis komen, draaide een paar keer rond en ging vervolgens met d’r kop op haar poten lekker slapen, bijkomend van haar mollenavontuur en wasbeurt
Geef een reactie