Kom eens even mee, dan lopen wij iets verderop, ja tot hier, kijk eens naar dit boerderijtje. Het oude boerderijtje ‘Kortland’ staat het hier niet mooi ? Zo in het groen gelegen aan de Wickenburghseweg in het ’t Goy nabij Houten. Het is toch prachtig! Het heeft iets knus. Het behoort bij het landgoed Wickenburgh, en is als tuinmanswoning met achterhuis in 1785 in opdracht van Johannes Wttewaall gebouwd. Zijn zoontje Jan plaatste op 15 juni 1785 de eerste steen. In de loop der jaren, vanaf 1972 ging ik als ik hier in de buurt was even kijken, bij de boerderij en het witte landhuis. En vanaf 1977, toen ik mijn eerste fototoestel een Pentax KX had gekocht wat foto’s maken. Op een dag zo omstreeks 1990 liep aan de zijkant van het boerderijtje een mevrouw op sloffen met haar poes aan de voeten over het tuinpad. Wij kwamen met elkaar in gesprek, misschien niet langer dan vijf minuten. Neel, zeg maar…Neeltje, was haar naam. Als de luiken van de kleine boerderij gesloten waren sliep zij, en deed Neeltje een middagdutje, en fietse ik op die dagen dat ik hier was gewoon verder. Als de luiken in de voorgevel open stonden dan was zij wakker. Dat was het prille begin van mijn jarenlange bezoeken aan haar. De volgende bezoeken werden in tijdsduur steeds langer. Toen ik hier omstreeks 1992 voor het eerst in de kleine boerderij binnen kwam leek het wel of ik in de tijd terug ging. De witgrijze wanden zaten vol oude gekringde vochtvlekken. Aan de rechterwand van de kleine boerenkamer, wat oorspronkelijk de keuken was, zat een tortelduif stil in zijn aan de muur hangende houten kooi. Een prachtige tegelwand achter een de moderne gaskachel trok mijn oog. Prachtig was deze tegelwand, met twee zwart geel omkaderde kleurrijke taferelen met o.a.mannen met een hoge hoed op, en de ene met paard en andere een rund aan een touw. Aan de zijkanten waren bloem- en vogelrijke prenten te zien in een zijdelinkse afkadering van het tegeltableau. Opvallend is dat het ene mannetje zijn jas groen is en zijn broek blauw, en bij het andere mannetje net omgekeerd, de jas blauw en broek groen. “Mooi he’ zegt Neeltje tegen mij met haar zachte stem, mij over haar tafel voorovergebogen aankijkend, staand vanachter een met bloembeblokt tafelzeil beklede tafel en haar hoofd onder een met wit haakwerk overdekte lamp. Spookachtige schaduwen werpt het lamplicht van boven over haar gezicht en gaan zwenkend bij ieder beweging van Neeltje over de tafel en kamervloer in het schaars verlichte boerenkamertje. De tortelduif koert zacht in zijn kooi en rommeld krassend wat in het voerbakje. ‘De tegelwand zit er nog steeds in vanaf dat de boerderij is gebouwd in 1785, mooi he, kijk eens hoe mooi de pauwen en de bloemen zijn getekend, ja jammer hé dat sommige tegels wat beschadigd zijn’ zegt Neeltje als aanvullende informatie en wijzend op de geelachtige vlekken in het tegelwek. Het tegeltablau ziet er mooi uit, maar is wel door de tand des tijds aangetast, vooral aan de bovenzijde onder de schouw hangen enkele tegels zo scheef dat zij ieder moment dreigen te vallen. ‘Ja de kachel past er eigenlijk niet bij, maar het was af en toe in de herfst vochtig in huis dat het behang van de muren losliet en er op sommige plekken van de muur naar beneden viel’. ‘Vooral in de winter kon het erg koud zijn, ik zat soms bijna te vernikkelen’. ‘Ik zal het je straks laten zien in de voorkamer, en de opkamer waar het behang van de muren is gevallen, je zal verbaasd zijn’ zegt Neeltje. ‘En de balken in de kelder, en de kaaskamer, ja die zitten soms vol vochtigglimmende schimmelvlekken, vooral in de natte herfst, soms ben ik wel eens bang als ik beneden ben dat de boel in elkaar stort. ‘Weet je’ zegt Neeltje naar aanleiding van mijn vraag waar het vocht vandaan komt. ‘Het is een oude boerderij, met vanuit de grond optrekkend vocht’. ‘Weet u, u mag het best wel weten, het heeft mij 6000 gulden gekost om de kachel en gasleiding hier naar het huis toe langs de weg aan te laten leggen, en dat is voor mij een heel bedrag, maar ik ben blij met m’n kachel, het is een stuk warmer en droger geworden in huis’. Haar ouders zijn in 1939 hier op de kleine boerderij Kortland komen wonen, voor die tijd woonden zij op een hier wat verderop gelegen grotere boerderij. ‘Maar vader is in ’63 overleden, 94 jaar heeft hij mogen worden, een hele leeftijd hé voor een mens, ja het moet je maar gegeven zijn, dat is lang niet altijd eigen verdienste, denk dat maar niet’. ‘Maar een mens word geroepen wanneer het zijn of haar tijd is, zo staat het in Gods woord, en zo is het maar net, daar hebben wij ons maar aan te houden’ zegt Neeltje overtuigend. ‘Ik ben van ’14’ vuld zij aan. Tot 1984 had zij de boerderij de voormalige tuinmanswonig in pacht, maar sindsdien huurt zij het voorste gedeelte ervan. In het begin sprak Neeltje mij met u aan, maar op aandringen van mij om gewoon ‘je’ te zeggen voldeed zij aan mij verzoek, maar af en toe bij serieuze dingen verviel zij wel eens terug naar ‘u’. Neeltje sprak altijd rustig, ingetogen met overdachte en weloverwogen woorden. In mijn ogen kwam zij altijd over als een slimme vrouw, wijs geworden door haar geleefd leven en levenservaring, en het harde werkzame leven op het platteland. Zij liet mij na jaren na onze eerste kennismaking bijna haar hele boerderij zien. De grote glimmende zware zinken emmers en een melkteems staand in een houten rek tegens de muur in de kaaskamer. Een teems is een trechtervormige breedmondige zeef waarin een watten schijf op de uitneembare zeef door middel van een ring vastgeklemd kan worden. Deze teems werd op een melkbus geplaatst om de vers gemolken koeien- of geitenmelk bij het ingieten te filteren van o.a koeien en geitenharen die tijdens het melken in de emmer gevallen waren. In de donkere voorkamer en opkamer zijn grote geringde vochtvlekken op het behang en muren te zien, en op enkele plekken hangt het oude behang van de muur losgelaten triest naar beneden. Op mijn vraag of de eigenaar, zij was huurder, er iets aan wil doen om alles een beetje op te knappen, schudde zij een glimlachend haar hoofd. ‘Ach weet je als ik uit de tijd ben zal alles wel opgeknapt worden, ik heb mijn langste tijd gehad, de Hemelse Vader zal mij binnen kort wel komen halen’. Met haar vriendelijk geleefd gezicht verstilde zij een lang moment, en keek in de kleine schaars verlichte boerenkamer over de met emaille pannen bedekte tafel en mij heen starend in een niet aanwezige verte. ‘En ja…ja, ieder mens moet zich eens voor onze Hemelsche Vader verantwoorden, jong of oud, of je het wil geloven of niet’ vervolgt zij uit haar verzonken gedachten terugkomend. ‘U bent toch ook gelovig opgevoed’? vraagt zij aftastend aan mij. Voodat ik antwoord kan geven praat Neeltje met haar bedachtzame zachte stem en haar woorden afwegend verder. ‘U mag het best wel weten hoor, ik lees iedere dag hier aan deze tafel in stilte uit Gods woord, dat geeft een mens rust en vrede en troost in het leven, ik zou niet zonder willen en kunnen, maar heb je nog trek in een kopje koffie’ ? ‘Eerlijk gezegd om op je vraag terug te komen, ik zie de eigenaar niet zo vaak’ verteld Neeltje zachtjes verder. Het lijkt wel of zij vandaag zogezegd op haar praatstoel zit, staand achter haar tafel. Ik kijk haar aan met haar omhoog geschoven groenetruimouwen en donkerblauw wit gestippelde schort. ‘De eigenaar dhr. Wttewaall komt hier wel eens in het achterhuis de schuur en om op het land kijken, ja daar kom ik nooit, ik zou niet durven. Eigenlijk ben ik nog altijd een beetje bang voor hem als hij hier in de boerderij in het achterhuis wat aan het rommelen is of over het erf loopt’. ‘Vroeger toen ik nog een klein meisje was moest ik van mijn ouders als wij langs het landhuis liepen groeten, en mijn vader deed zijn pet af ook al zag je niemand op het landgoed. En haalde het niet in je hoofd om niet te groeten, want je kon in de problemen komen, ja wij waren afhankelijk van ze hé ‘. ‘Maar gelukkig zijn die tijden voorbij, en wat mij betreft hoop ik dat zo’n tijd nooit meer terug komt, wil je nog een kopje koffie? ‘Ik vroeg het zonet ook al aan je, maar door al dat gepraat ben ik het glad vergeten, ach ja een mens wordt oud hé en dan krijg je dat’ zegt zij vriendelijk met haar zachte ogen. Met haar grote boerenvrouwenhand pakt zij de koffiepot. Bij het uit de koffiepot ingeschonken koffie kringelen dampsliertjes traag in het lamplicht naar boven en een heerlijke koffiegeur verspreid zich in de kleine kamer. ‘Hier neem nog een koekje, je zal wel honger hebben na al dat gefiets van je, maar gezellig dat je nog even aan kom, bij zo’n oud mens als ik’. Graag wil ik een foto maken van Neel, maar daar heeft zij wat moeite mee. ‘Nou nee hoor, maak maar foto’s van de jonge meiden, zo mooi ben ik niet meer’ zegt zij tegen mij. Ik geef aan dat ik graag een foto van haar wil maken als herinnering aan haar voor mijzelf voor later. Na veel wikken en wegen mag ik een foto maken, hij is niet helemaal geworden wat ik voor ogen had, maar beter iets dan niets. ‘Kijk es an, wacht us even’ zegt zij haar rechterhand haar behaarde kin strelend. ‘Ik heb nog iets wat jij wel leuk zal vinden denk ik, ik zal het even pakken, wacht maar even’. Voorzichtig op haar pantoffels verlaat Neeltje de kamer, terwijl ik intussen alles wat beter bekijk. Oude blauwe borden in het houten rek opgehangen boven de grijze deur naar de kaaskamer weerspiegelen zacht het kamerlamplicht. Achter het om de schouw hangend gordijntje hangt aan een oud stukje touw een vochtige geruite theedoek om te drogen. Op de schouw staan een paar tegen de muur leunende eveneens donkerblauwe borden, een grootformaat zwaluw lucifersdoosje en enkele voorraadbussen. Een grote houten klok tikt zacht en traag slingerend de tijd weg. Plots gaat het binnenwerk van de klok als een ontwakend monster ruisen, en slingerd twee maal zijn zware klokkenstem uit de houten klokkast de kleine boerenkamer in. Als de galm is weggebt lijkt het nog stiller dan voorheen. De tortelduif door de klok uit zijn middagdutje gewekt koert eveneens twee, drie maal, en vervalt met zijn kopje ingetrokken weer in zijn gestoord middagdutje. Een oude zwart/ wit foto van de boerderij aan de wand tegenover mij lijkt genomen in een periode ver voor mijn geboorte in 1952. Op een houten bruin glimmend bordje met bloemen is een troostende Bijbelspreuk geschreven. Een wit gordijntje hangt voor het raam van de deur die naar de kelder gaat. Als Neeltje terug komt heeft zij een klein boekje en een kleine foto in haar geaarderde werkhand en overhandigd het aan mij ‘Voorzichtig hoor, het is in 1832 door iemand uit de familie helemaal met de hand geschreven, over Benschop en omstreken’. Vol bewondering en voorzichtig bekijk ik, het in keurig klein handschrift geschreven bijzondere boekje. Graag had ik het willen lezen, maar eigenlijk durfde en wilde ik die gunst niet aan Neeltje vragen, zo dierbaar behandelde zij het boekje. Ik heb er geen foto van gemaakt, dom van mij, en ik ben nu benieuwd waar het boekje na het overlijden van Neeltje gebleven is. Ja, ergens in Baarn had zij nog familie wonen, misschien is het daar wel naartoe gegaan, ik hoop het, als het maar niet is weggooid. ‘Kijk us hier, dat zal je ook wel mooi vinden, omdat jij zoveel foto’s maak’ zegt zij opgetogen mij de foto aanreikend. ‘Kijk dit ben ik en dat is mijn vader, mooi hé’. Ik bekijk aandachtig de kleine foto, een enorm dikke boom ligt op een grasland en op boom zitten vier mensen. ‘Kijk da ben ik, en hier ach ja dat is mijn vader en die… die ja dat is Kees geloof ik, mijn ogen zijn niet zo best meer, ach dat krijg je in de loop der jaren, ja volgens mij is dat Kees’ herhaald Neeltje. ‘Zij verteld dat omstreeks 1960 tijdens een zware storm één van de twee dikke oude naast elkaar staande populieren die wat verderop achter de boerderij stonden was omgevallen. Het is inderdaad een enorme populier als ik de dikte van de stam verhoudinggewijs ga vergelijken met de erop zittende mensen. Wij genieten beiden van onze koffie. ‘Heb jij Kees nog gekend’ ? vraagt zij plots aan mij. Maar ik moet ontkennend antwoorden. Nee de naam Kees zeg mij niets. ‘Ach Kees woonde vroeger hier, Kees van Dort, hij was niet mijn man hoor, maar ja hij woonde hier wel’. Later begreep ik van Piet, een man uit ’t Goy die hier af en toe over de vloer kwam om te kijken of alles met Neeltje goed ging. Dat Neel en Kees niet getrouwd waren, hoe zal ik het zeggen, iedereen in het dorp zei bij wijze van spreken dat Kees en Neel een ongetrouwd huwelijk hadden. Het zij zo. Neeltje en ik praten verder over allerlei dingen van het boeren- en landleven, van haar schuur waarin zij niet meer in durfde te gaan omdat hij op instorten stond. ‘Ja Kees hield vroeger die dingen nog een beetje bij maar sinds hij uit de tijd is, raakt alles steeds meer in verval, ach man het is wat’. zegt Neeltje overpeinzend. Weet je dat hier net naast de deur in het klompemhok een bakhuisje heeft gestaan ? ’t was een mooi ding, jammer dat het is gesloopt’. ‘Vroeger stond hier nog een oude hooiberg achter op het erf maar na honderd jaar is hij van ellende en ouderdom in elkaar gezakt, ja wanneer was dat ook alweer ? zegt Neeltje overpeinzend. ‘Ik geloof in ’58…ja in 1958 toen leefde vader nog. ‘Vijf roeden had die hooiberg, en dat zie je tegenwoordig niet zoveel meer, er is een nieuwe voorin de plaats gekomen met twee roeden, maar ik vond de oude berg veel mooier, jammer dat hij weg is’. Ik vertel haar dat ik in Rijswijk in Gelderland nog een paar vijfroedige hooibergen weet te staan. Wij praten wat verder over het land en dieren en het boerenleven van vroeger. ‘Ik hou van paarden wist u dat ? Prachtige dieren zijn het mooie schepsels’. Kent u toevallig het boek ‘De paardenfluisteraar’ vraagt Neeltje mij met haar in het lamplicht zachtglimmende ogen aankijkend. Ik laat Neeltje weten dat ik de film heb gezien en het een mooi verhaal vond en indrukwekkend verfilmd, maar het boek nog eens wil gaan lezen. ‘Ja hoe zal ik het zeggen…’vervolgd Neeltje. ‘Het is een goed boek met een mooi verhaal, maar ja uh…er komt ja hoe zal ik het zeggen..uh seks in voor, en dat hoeft van mij niet zo, als u begrijp wat ik bedoel’. Regelmatig en afwisselend sprak Neeltje mij, vooral in het begin toen wij elkaar pas kenden aan met u. Maar daarna bijna altijd met je. Maar nu bij een voor haar gevoelig, of in haar ogen denk ik vervelend onderwerp verviel zij weer even in u. ‘Kent u toevallig de film’ ? vroeg ik haar. Zij ontkende en liet weten nog nooit in de bioscoop geweest te zijn. ‘Ach daar kwam je vroeger nooit, je ging er gewoon niet heen, zonde van je geld hé, nee..nee dat kwamen wij nooit, zo waren wij niet opgevoed, wij kwamen bijna nooit in de grote stad’ antwoorde zij op mijn vraag of zij ooit in een bioscoop was geweest. Ik beloofde haar mijn DVD speler en TV een keer mee te nemen, en dat wij dan gemamelijk de film ‘De Paardenfluisteraar’ in haar boerderijtje konden gaan kijken. Maar helaas is Neeltje vrij onverwacht na mijn belofte in 2002 overleden, en in het wat verderop gelegen dorp Schalkwijk begraven. Ik ben blij dat ik haar heb mogen leren kennen, en altijd zal er een warm plekje voor haar in mijn binnenste blijven. Haar boerderijtje is in later jaren door een jonkheer opgeknapt. Ja, tijden veranderen. Tijdens het leeghalen en opknappen van het boerderijtje, na Neeltjes overlijden mocht ik van de jonkheer, de toekomstige bewoner nog wat foto’s maken, en heb hem als dank hiervoor, nog een DVD gegeven met daarop foto’s die ik in de loop der jaren bij Neeltje had gemaakt. Mensen komen en gaan als een voorbijgaande schaduw in de tijd. En zo is het altijd al gegaan, en zal tot het einde der tijden wel zo blijven. Maar de vriendelijke Neeltje zal ik missen. Voor aanvullende foto’s zie bij Facebook onder: Lenie Gerrit Marchal. Met vriendelijke groet, Gerrit.