Op één van mijn fietstochten zo omstreeks 1978 in het Krommerijngebied welke gelegen is in de provincie Utrecht, was ik bij het landhuis Wickenburgh in het ’t Goy gaan kijken. Nooit van gehoord ? Nou ik kende het vroeger eigenlijk ook alléén maar van naam en uit de boeken. Via, fruitboomgaarden en weilanden omgeven landwegen kwam ik onverwachts bij het landhuis Wickenburgh met zijn prachtige duiventoren en het oude boerderijtje uit 1785 wat even verderop aan de overzijde van de weg gelegen is. Schapen graasden in de schaduw van dicht bebladerde bomen bij de bocht in de weg toen de kleine boerderij achter een paar in bloei staande fruitbomen zichtbaar werd. Het was voor mij en onverwachtse ontmoeting. Hoge bomen en struiken weerspiegelden dromerig in de vijver het wat verderop gelegen witte landhuis. Oude gronden zijn het hier las ik jaren later, en een nog oudere geschiedenis zweefde hier rond. Het is nu nog maar een klein stukje groen, zo nabij de zorgwekkend oprukkende nieuwbouw van Houten, wat omstreeks 1969 nog knus klein dorp was. Je bent Wickenburgh voorbij voor je het weet. Maar toch vind ik het altijd fijn om hier even te kijken, een stukje te wandelen of langs te rijden als ik hier in de omgeving ben. Wickenburgh de buitenplaats van nu is gebouwd op een voormalig kasteel Westenstein. Hier zou in de Karolingische tijd een hofstede ‘Westrummerhofstede’ hebben gestaan, althans dat zijn de vermoedens van de geschiedenisonderzoekers. Een hofstede is een oude boerderij, en Westenstein stond aan de rand van de Westrummerweijde, een nederzetting ( Westrum ) waaromheen akkers en weidegebieden lagen. Op een kaart uit 1641 is het huis met daarvoor een ronde vijver te zien, waarin een rond eiland gelegen was. Op dit ronde eiland zou op een verhoogde aarden wal een ‘Mottekasteeltje’, een houten kasteeltje hebben gestaan. Maar de eerste keer dat Westenstein, een waarschijnlijk uit stenen opgetrokken gebouw, waar omheen een gracht gelegen was in de documenten voorkomt is 1300. Bij recente werkzaamheden en een verbouwing aan het landhuis Wickenburgh kwamen oude muurrestanten van een kelder aan het daglicht. Deze zouden gezien het steenformaat nog als een restant van het oude 14e -eeuwse kasteel Westenstein kunnen zijn. Vermoedelijk is Westenstein al in het midden van de 14e eeuw verwoest, waarna gebruikmaking van fundamenten en stenen een nieuw dwarshuisboerderij is gebouwd. De toentertijd aanwezige grachten zijn in de 17e en 18e eeuw gedempt, en het laatste grachtgedeelte ongeveer in 1810. Wickenburgh, een herenhuis en boerderij komt als naam het eerst omstreeks 1381 in de documenten voor. En sinds 1741 komt de naam ‘Wttewaall’ tot heden ten dage voor als bewoners van het landhuis Wickenburgh. Deze tweeledige bebouwing, herenhuis en boerderij bleef tot 1814, daarna werd het achterhuis gesloopt en tussen 1860 en 1870 de voormalige boerderij opgehoogd tot dezelfde hoogte als het bestaande herenhuis. De brand van 1951 heeft een gedeelte, onder andere de gehele zolderverdieping van het landhuis verwoest. Het zwaar verbrande landhuis was aan de noordwestelijke geheel verwoest en daarna is dit gedeelte verder afgebroken. Maar tot zover het landhuis. We laten het voor hetgeen het is, en eerlijk gezegd vind ik het huidige witte landhuis zo gelegen nabij de vijver ook niet zo heel bijzonder, maar de bijbehorende geschiedenis wel. Persoonlijk veel mooier, ja prachtig door zijn oudheid en grauwheid is het wat dichter bij de weg gelegen zestiende-eeuwse duiventorentje. Op het in 1755 gewijzigd en verbeterd achthoekige dak staat een windvaan met daarin het jaar 1675 aangegeven. Geweldig vind ik de toren. Het is een van de oudste duiventorens uit de regio en gebouwd in verschillende steenformaten. Sinds de middeleeuwen bezat Wickenburgh het recht, een adellijk recht om duiven te mogen houden. Kijk hem daar nu eens staan, onverstoorbaar met korstmossen en muurplanten begroeide stenen, en zijn mooi kleine stenen trap. Twaalf meter hoog is hij, met een doorsnede van vijf meter. Op 4 januari 2006 mocht ik van een familielid, een jonge vrouw die voor het landhuis op het gras liggend in gesprek was met een oudere dame in de duiventoren gaan kijken en wat foto’s maken. ‘Kijk maar of de deur open is, maar doe voorzichtig hoor, volgens mij is het een beetje rommelig in de toren’ waarschuwde zij mij vriendelijk. Over het gras door licht krakende oude verkleurde bladeren, langs duizenden sneeuwklokjes en onder kromme knoesttakkige met klimop omgorde oude beukenbomen liep ik naar de duiventoren. Een spannend gevoel bekroop mij, iets avontuurlijks dat ik nu na jaren de toren eindelijk eens, als de deur tenminste open was, aan de binnenkant kon bekijken. De vijf begroeide traptreden nam ik voorzichtig. Een oud verroest bruinijzeren hangslot hangend aan nog erger vergaande ijzeren beugel in de linkerdikke deurstijl is open. Als het goed was kon ik nu naar binnen. Het drie breedplankige aan de bovenzijde ronde deurtje piepte droog toen ik het voorzichtig met een krakend geluid opentrok. Via de laatste hoge opstap stapte in naar binnen, en stond even stil om mijn ogen aan het half duister, en mijn neus aan de lichte stank van duivenstront te laten wennen. Maar met de rommel viel het allemaal mee, er lagen wat stukken steen en gedroogde duivenstront was aan de binnenkant van de ronde torenmuur schuin oplopend opgehoopt. Door verroeste kleine ijzeren plaatjes met tientallen ronde gaatjes, waarschijnlijk ventilatieroosters, die op enkele plekken in de muuropeningen waren geplaatst stroomde wat karig licht naar binnen, en maakt kleine lichtharpen in het grijs opdwarrelend stof. Nu de deur open stond en buitenlicht naar binnen stroomde, en mijn ogen gewend waren aan het schaarse licht boven in de toren zie ik veel meer. Roodstenen nesthokjes, 317 stuks kwam ik later achter, zijn in de muur aan de binnenzijde van de ronde toren ingebouwd. Voor het oog waren kris kras elkaar kruisende balken te zien bij een blik omhoog in de duiventoren. De vlieggaten begreep ik later waren bewust zo groot of beter gezegd zo klein gemaakt dat de iets kleine veldduiven, de ‘veldvluchters’ dat zijn de kleinere veld- of steenduiven die in de middeleeuwen gehouden werden er wel in konden, maar de wat grotere postduiven niet. Vol verbazing bekijk ik de vele nestplaatsen en het uit dikke balken gemaakt deurkozijn. Een metalen trap stond bijna recht omhoog tegen de laagste bleekhouten balken. Zo goed mogelijk heb ik wat foto’s gemaakt. Ik voelde mij gelukkig dat ik hier zo even mocht rondsnuffelen en alles bekijken, eindelijk was in hier binnen in de toren geweest, prachtig toch ! Duiventorens stonden in voorgaande eeuwen bij kastelen en grote boerderijen. Het ‘duivenrecht’ was toentertijd een recht, dat alléén voor de adel en geestelijken behouden was, om duiven te houden. De grootste bloei was in de 13e en 18e eeuw. Het houden van duiven had twee voordelen. Er werd door de duiven ten eerste natuurlijk mest geproduceerd die als bemesting werd gebruikt op een minder vruchtbare bodem, zoals op zandgronden en ten tweede werden jonge duiven gegeten, of net voor zij konden uitvliegen verhandeld op markten. De duiven vonden voedsel op de akkers van de hardwerkende boeren, wat voor hen natuurlijk schade opleverde, maar voor de heren en adel koste dat natuurlijk niets maar zij plukten zogezegd daarvan wel de vruchten. Ja, Jan met de pet had in vroeger tijden niet zoveel, of beter gezegd niets te vertellen. Je moest zwijgen en ja knikken wilde je niet uit je arbeidershuisje of boerderij gezet worden. De adel en rijken hadden het voor het zeggen. Het is maar goed dat de tijden wat dat betreft veranderd zijn. De aanwezigheid van een duiventoren bij een landhuis, kasteel of boerderij was in vroeger tijden een teken van welvaart en rijkdom. Men mocht één koppel duiven houden per hectare ( 100 bij 100 meter ) grond die zij als land bezaten. Een ‘bunder’ een oppervlaktebenaming van vroeger, en misschien wordt het nu ook nog gebruikt, is over het algemeen, afhankelijk van de streek in Nederland iets groter dan een hectare. Mijn vader gebruikte nog regelmatig de term ‘bunder’. De term ‘bunder’ is uit het Frans afkomstig, van ‘Bonnier’. Voor andere bijbehorende foto’s zie bij Facebook onder ‘Lenie Gerrit Marchal’. m.v.g. Gerrit.
Geef een reactie