Al jaren, wil ik graag bij Cor van Selm, de vroegere muskusrattenvanger van mijn geboortestreek, het Kromme Rijngebied, langs gaan. Hij schijnt ergens langs tussen Schalwijk en Tull en ’t Waal, langs de Lekdijk te wonen, nabij het fort Honswijk had ik wel eens gehoord. ‘Lekdijk 36a in Schalkwijk’ staat op het kladje, wat ik in 2008 van hem had gekregen toen ik Cor in Leersum bij de Snuffelschuur tegenkwam, en hij zoek was naar een boek. Het van hem gekregen kladje met zijn naam en adresgegevens bewaar ik als boekenlegger. Maar daar waar Cor woont kom ik niet zo vaak, eigenlijk ben ik in die omgeving in geen jaren meer geweest. Wie is Cor ? Ik hoorde in vroeger jaren, toen ik als echte geboren Wijkenaar nog in Wijk bij Duurstede woonde, en ik zo af en toe bij Fam. Pouw, die achter in het Wijkerbroek woonden, de naam van Cor, als muskusrattenvanger wel eens vallen. Samen met Wim en Joop Pouw trainden wij onze extra karatetraining in een door hen gebouwd schuurtje, wat halverwege het weiland, achter hun ouderlijke woning stond. Of wij trainden op de hooizolder tussen de opgestapelde balen hooi en stro. Vaak gingen wij ook, met Ruud Mendel, ’s zaterdags hardlopen en trainen in de bossen van Leersum. Doordeweeks trainden wij twee avonden bij de karateclub Shiai-jo, bij Wijnand van den Broek. Ik was met o.a. Hans Korstanje één van zijn eerste vijf leerlingen, toen Wijnand in 1971 met zijn karateschool in het sportzaaltje van de voormalige ‘School met de Bijbel’ in de Volderstraat in Wijk bij Duurstede begon. Uiteindelijk ben ik eind 2007 met karate gestopt. De oudste broer van Joop en Wim, Hans, zo begreep ik van Cor, had samen met hem op de Hogere Zeevaartschool in Utrecht gezeten. Na het trainen op de hooizolder ging ik vaak met Wim en Joop mee naar binnen om wat te drinken en een beetje bij te komen van de training. Hun vader zat, met drie andere mannen regelmatig op de zaterdagmiddagen in de keuken rond de tafel een kaartje te leggen, terwijl hun vriendelijke en zachtaardige moeder altijd vroeg als ik binnen kwam, of ik een kopje koffie wilde drinken. Mooie en warme herinneringen heb ik hiervan overgehouden, een gastvrije familie waar de deur altijd open stond, en die naar Wijkse begrippen aan het einde van de Wijkse wereld, aan een doodlopende weg, achter in het Wijkerbroek woonden. Maar Cor van Selm kwam ik ook tegen in het door Jan Bosch geschreven boek ‘Kom nog us an’, wat ik op 22 november 1989 bij de schrijver in Elst ( Provincie Utrecht ) in zijn drogisterij had gekocht. Op 9 augustus 2008 kwam ik Cor toevallig tegen bij de snuffelschuur in Leersum. Hij stond net op het punt om op zijn mooie rode motor weer terug naar huis te rijden toen ik met hem in gesprek raakte en hij liet weten het boek ‘Kom nog us an’ te zoeken, want zijn boek was door waterschade kapot gegaan en zag er niet meer uit. Ik beloofde hem toen om naar het gezochte boek uit te kijken, en hij gaf mij het kaartje met daarop zijn gegevens wat ik nu al jaren als boekenlegger gebruik. In de jaren daarna heb ik voor Cor zo hap snap gezocht naar dit boek, en toen ik een exemplaar gevonden had, en hem hierover belde bezat hij al reeds een nieuw exemplaar, gelukkig voor hem. Ik had het boek nu dubbel, maar dat was niet erg. Het is, zo wie zo een mooi boek, en wie weet kan ik iemand er een plezier meedoen. Maar Cor, de vroegere muskusratvanger heb ik altijd al eens willen bezoeken. Waarom ? Ja ik weet het eigenlijk niet. Hij heeft een mooie kop met een volle baard die mij laat ik zeggen aan een soort goedaardige tovenaar doet denken. Op één of andere manier mag ik gevoelsmatig dit soort mensen wel. Ik heb het een stuk minder op met heren in driedelige pakken, die heb ik in de loop der jaren al heb genoeg gezien tijdens mijn kantoorwerk als landkaartenvervaardiger – Kartograaf, vanaf augustus 1969 bij Ingenieursbureau van Steenis en de Rijkswaterstaat in Utrecht, en vanaf 1983 tot augustus 2018 bij Gemeente Almere. Vele jaren, totaal 49 jaar, heb ik bij deze werkgevers met veel plezier en voldoening gewerkt, en ook vele leuke collega’s ontmoet, die later meer een soort goede kennissen zijn geworden, maar er waren ook van die echte kleurloze fantasieloze kantoorpikken bij. Geef mij maar mensen die erbij lopen zoals zij willen, voor mij hoeft het ‘kleding maakt de man’ gedachtegoed niet zo. Ik heb meer, veel meer met een oud boertje in zijn met stront en klei besmeurde klompen en kleding dan met nettepakkenfiguren. Die zogenaamde eenvoudige ‘strontboertjes’ waar soms op neer gekeken wordt, hebben vaak meer wijsheid onder hun pet en in hun koppen zitten, dan sommige van die geleerde zelfingenomen heren, uitzonderingen daar gelaten natuurlijk. De laatste maanden kom ik Cor nog wel eens tegen via facebook. Eigenlijk waren Lenie en ik van plan om eens in de omgeving waar Cor woont, zo tussen Schalkwijk en Tull en ’t waal te gaan wandelen. In vroeger jaren, zo omstreeks 1970 maakte ik wel eens een fietstocht in deze omgeving, en is altijd als een mooi gebied en herinnering in mijn geheugen blijven hangen. Ik vroeg, en kreeg van Cor wat wandeltips en bezienswaardigheden in zijn omgeving, toen hij schreef ‘kom maar op de koffie. ‘Bij de kabouter moet je het erf op, en bij de heks is de bel, ik zie je wel verschijnen’. Dat begint al mooi dacht ik, ik heb wel wat met kabouters, heksen en trollen enz. Vanuit Almere zijn Lenie en ik via Utrecht, Houten richting Schalkwijk gereden. De lintbebouwing van Schalkwijk ken ik wel een beetje. In vroeger jaren, zo omstreeks 1966 en begin 70er jaren fietste ik hier wel eens, langs de hier staande mooie boerderijen en wit geleuningde brugjes over het water van de Schalkwijkse wetering. Op de Lekdijk aangekomen reden wij richting Tull en ’t Waal op weg naar de boerderij van Cor. Wat is het toch mooi hier, met het uitzicht over de uiterwaarden kijkend naar het aan de overzijde van de rivier gelegen Culemborg. Het wijde land is intens groen na de laatste regenbui die net over het land getrokken is en alles in intense kleuren achterlaat. De Lekdijk richting Tull en ’t Waal is een verrassend mooi stukje Nederland, met brede uitzichten over uiterwaarden en binnendijkse weilanden en frisgroene boomgaarden. Grote schepen varen in de Lek stroomopwaarts richting Wijk bij Duurstede en waarschijnlijk veel verder. Hier ben ik in geen jaren meer geweest, jammer eigenlijk, zo mooi is het hier. In de uiterwaarden, de Steenwaard grazen koeien onder een overtrekkende donkere wolkenhemel. Waterranonkels bloeien bij honderden in een waterplas, hier nabij het tunneltje onder de spoorlijn Utrecht richting Den Bosch. Even verderop in het natte gras zijn vier reigers op zoek naar voedsel. Onder een meidoornhaag schuilen schapen voor de nu gestaag vallende milde voorjaarsregen. Betonnen bunkers doemen onverwachts aan de rechterzijde binnendijks op in het groene land waar fruitbomen met hun nog niet weggeregende grauwwitte bloesem het landschap opfleuren. Hier ligt de stelling aan de ‘Groene weg’ in Schalkwijk, een onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, gebouwd tijdens de mobilisatie in de eerste wereldoorlog. ‘Wat is het hier mooi’ zegt Leentje’ vanuit de auto over het land kijkend ‘Prachtig, waarom komen wij hier niet vaker’ zegt zij verbaasd. Hier rijden wij rechts over een bochtig wegje de dijk af, de Groeneweg op. Gelijk onder aan de afrit, de hucht zoals wij Wijkse jongens vroeger zeiden, zien wij links in het weelderige groen de ‘Kabouter’ van Cor, op zijn schommel in een uitgeholde boomstam zitten. Wij rijden rustig bij hem het erf op. Aan de rechterzijde staat onder een afdak van een hoge schuur een enorme kachelhoutvoorraad. Een eenvoudig soort kerststalletje bestaande uit twee beeldjes staan in een vele opgestapelde houtblokken uitgespaarde nis. Schapen grazen in een stukje weiland bij de woning die naast de boerderij van Cor gelegen is. Een milde regen valt nog steeds, en bij het uitstappen verberg in mijn twee fototoestellen onder mijn oude gerafelde 33 jaar oude spijkerjas. Bij de heks van de openstaande deeldeur zoeken Lenie en ik naar een bel, maar hoe wij ook kijken er is niets wat als functie van bel zou kunnen dienen. Nog maar even goed kijken, wij zijn toch niet gek ? Waarschijnlijk had Cor onze stemmen al gehoord, want even later komt hij op zijn sloffen naar buiten lopen en zegt vriendelijk ‘Jullie hadden hier aan het witte stroomsnoer met een stekker, hier bij de heks moeten trekken, dan hoor ik binnen de bel’. Je moet maar weten. Binnen gekomen gaat Cor in zijn stoel zitten naast een kleine niet brandende, maar een flink verroeste kacheltje. Voor de kleine kachel, die ruim voldoende warmte geeft, verzekerd Cor ons liggen enkele grote blokken hout, een tang en kachelpook. Een vossenhuid hangt aan één van de muren. Andere jagersspullen hangen of liggen op de diverse hier staande kastjes, tafels en op planken gebroederlijk naast andere spullen. Een oud schilderij, wat later zoals Cor vertelde, in vroeger jaren de boerderij van zijn opa in Culemborg was, staat op een dorpel boven de deur naar het deel of andere ruimte van de boerderij. ‘Ik had best de kachel aan kunnen doen, met dit koude weer’. ‘Gaan jullie maar ergens zitten, maak niet uit waar’ zegt Cor wijzend naar de met fleurig bloemenstof beklede stoelen, terwijl hij zich in zijn eigen stoel laat zakken, en zijn geslofte voeten op een krukje plaatst. Ik zeg tegen hem dat ik het leuk vind dat ik een keer bij langs mag komen. Hij knik gemoedelijk. ‘Jullie zijn welkom, willen jullie koffie ?’ Even later komt Cor met twee bekers lekkere koffie, uit neem ik aan zijn naast gelegen keuken. ‘Ik vraag of ik wat foto’s mag maken, en hij laat laat weten dat ik mijn gang kan gaan. Alléén mijn flits doet onverwachts wat vreemd en werkt jammer genoeg niet. Ik had vorige week een losse externe flitser gekocht en had wat met de instellingen in mijn fototoestel zitten prutsen en uitproberen, met het resultaat dat de ingebouwde flitser nu weigert. Zo goed en kwaad als het kan probeer ik, en Lenie een paar foto’s te maken, gelukkig heb ik twee fotocamera’s bij mij met verschillende objectieven. Een gezellig gesprek volgt, over ons, over Cor, zijn ouders, opa en oma, en o.a. over de familie Pouw in het Wijkse Wijkerbroek, waar Cor vroeger als muskusrattenvanger zo af en toe kwam. De koffie smaakt goed en vol aandacht luisteren Lenie en ik naar hetgeen Cor verteld, mooie en minder mooie dingen, ook de prachtige tijd dat hij zij opa in Culemborg, en over dingen en gebeurtenissen in de achter hem liggende jaren. Hij is in mijn ogen een bijzondere, goedaardige man. Ik mag hem wel, als ik al luisterend naar hem kijk, terwijl hij zo daar naast ons zit, in zijn stoel van zijn ouderlijke boerderij. Zijn lange ruige haren overgaand in een eveneens ruige weelderige baard zijn een kabouter en tovenaar waardig. Hij heeft al jaren last van zijn longen, waarschijnlijk ten gevolge van in het verleden werken met asbest. Zeven jaar, als ik het goed onthouden heb, heeft Cor vroeger gevaren. Maar eveneens is hij jarenlang hier in de regio muskusrattenvanger geweest. De liefde en belangstelling voor de jacht heeft hem altijd al getrokken, en uit zich in de vele spullen die hier in de boerderij te zien zijn. Zijn overgrootmoeder, met een prachtige witte boerenmuts, waarmee Cor als baby een goede 72 jaar geleden op een foto is vereeuwigd, komt voor in één van de boekjes van Betje Boerhave. Ik heb de boekjes nooit gelezen, wel van gehoord. Mijn overleden broer Johan en schoonzuster Petrie hebben deze boekje dacht ik. Ik zal Petrie vragen of ik ze mag lenen en lezen. Plots staat Cor op een laat ons een oude veldfles zien die zijn opa als soldaat nog gedragen heeft. Bijzondere dingen, mooi om even aan te raken, stukjes verleden bewonderd door ons, in het heden. Op de grond staat tegen de muur een oud kleurverschoten getuigschrift van een van zijn voorvaderen. ‘Wereld – Oorlog 1914 – 1918 staat aan de bovenzijde in enigszins verbleekte goudkleurige letters. ‘Cornelis van Selm, Geb. 25 sept 1894 te Mijdrecht’ ,zie ik duidelijk, nu ik gehurkt zit, in helder zwarte tekst bijna onderaan het grote getuigschrift. ‘Willen jullie nog een kopje koffie ? vraagt Cor vriendelijk. Terwijl hij richting de keuken loopt wijst hij naar het schilderij boven de deur, ‘Kijk daar is de boerderij met het rode dak, daar woonde mijn opa in Culemborg’. ‘Weet jij waar de achterweg is in Culemborg ? vraagt hij aan mij, schuin mijn richting uitkijkend. Ik ken het wegje, alhoewel ik er zeker in geen 25 jaar meer ben geweest. Maar in mijn herinnering was het vroeger een mooi stil wegje, aan beide zijden geflankeerd door fruitboomgaarden en weilanden waar toen gehoornde koeien vredig graasden. Toen ik in halverwege de 60er jaren in Culemborg op de LTS zat fietste ik op weg naar huis wel eens over dit stille wegje, en genoot toen als jongen al van de natuur en omgeving, die tot op de dag van vandaag als iets moois in mijn geheugen zit. ‘Kijk daar bij de oprit naar de dijk stond opa’s boerderij’ vult Cor aan. ‘Vroeger heb ik mijn opa wel eens geholpen met koren binnen halen, een hele klus, hard werken maar het was een mooie tijd nu ik eraan terug denk’. ‘De Redichemse Waarden was toen nog niet zoals nu grotendeels weggegraven. Door zandwinning is een groot gedeelte weggraven, maar volgens ‘Natuur en Vogelwacht’ van Culemborg, waar ik omstreeks 1974 een poos lid van ben geweest, komen wel bijzondere vogels in dit gebied voor, alhoewel door de afgravingen ook enkele plantensoorten bijna verdwenen zijn. Cor staat op en loopt naar één van de kasten. Ik hoor hem mompelen en wat rommelen, tot dat hij gevonden heeft wat hij zocht. Een lichtdruk, een afdruk van een landkaart, die hij vervolgens op een tafeltje legt onder een met warm licht brandende boerenlamp. Gebogen over de landkaart wijst Cor mij op de plaats waar vroeger zijn opa in Culemborg woonde. ‘Kijk hier was het’ zegt hij wijzend met zijn vinger op de wat gekreukelde landkaart. Ik maak een foto van de landkaart zodat ik thuis de situatie nog eens goed kan bekijken. ‘Mijn ogen worden slechter, vooral mijn rechteroog, glaucoom, en mijn zicht word steeds minder, maar ja ik zal het ermee moeten doen’ zegt hij. Wij gaan weer zitten en drinken onze koffie op. Een stuk wortel van een populier heeft in mijn ogen een vorm van een opspringende haas, hangt aan een donkergroen geverfde deur. Een donkerrood lint is om de ‘haaswortel’ gebonden. ‘Nog een soort Kerststuk’ legt Cor uit. Maar ik vind het een mooi ding zeg ik tegen hem. Onverwachts draait Cor zich in zijn stoel schuim om en zet een paar prachtig beschilderde klompen op de plavuizen tussen Lenie en mij. Twee schilderijtjes zijn het, een naakte vrouw met pijl en boog op de ene klomp, en op opgejaagd hert op de andere, prachtig ! ‘Een kunstenaar uit Tull en ’t Waal heeft dit vroeger voor mij geschilderd, jammer genoeg heeft hij het niet ondertekend anders waren de klompen een kapitaal waard geweest’ laat Cor ons weten. Na een gezellig praatje gaan Leentje en ik weer weg. Cor loopt nog even mee naar buiten. ‘Kom nog maar eens terug als het beter weer is, het was gezellig en dan kunnen wij in de tuin zitten’ zegt Cor zijn baard strelend, en wandelt even later, als wij in de auto stappen, zonder om te kijken richting de wat verder staande schuur. Ik hoop dat het mij gegeven is binnenkort weer eens bij de vriendelijke Cor terug te komen en voor die tijd zal ik echt wel controleren of mijn fotocamera goed werkt en niet zoals nu, voor verrassingen kom te staan. Van harte hoop ik voor Cor dat zijn longen en ogen niet slechter zullen worden. Leentje en ik rijden rustig het erf af de kabouter op zijn schommel in de uitgeholde boom gedag zeggend om even verderop nog een stukje te gaan wandelen. ‘Een vriendelijke en bijzondere man’ zegt Leentje tegen mij in de auto, en gelijk heeft zij. De wind is nog fris, en een gestaag vallende regen maakt alles zeiknat, wij wachten nog maar even in de auto alvorens wij gaan wandelen. Mij maakt het niet zoveel uit, maar Leentje is niet zo blij met het weer, het is koud en nat met dreigende hemelluchten. Bij de stelling aan de ‘Groene weg’ wandelen wij een klein stukje, maar opnieuw komen nog dreigender donkere wolken onze richting uit. ‘Wij komen hier nog wel een keer, en dan gaan wij lekker wandelen of een stuk fietsen’ zegt Leentje. Graag had ik vandaag een stuk willen wandelen, maar het is niet anders. En eigenlijk zijn wij veel langer bij Cor gebleven dan wij hadden verwacht. Voor wij wegrijden zien wij mooie paarden hollen in een frisgroene weide langs de Groeneweg. Wij nog bij het fort Honswijk gaan kijken, waar onverwachts, heel even, als een geschenk en wonder, het donkere wolkendek openbreekt en een late middagzon over het oude fort zijn stalen uitstrooit, in één woord prachtig. Buitendijks grazen wat koeien en schapen in de met struiken beklede uiterwaarden. Na een poosje genoten te hebben van het uitzicht rijden wij vervolgens over de dijk, waar soms binnendijks onder bomengroen knusse huisjes staan, in oostelijke richting naar Wijk bij Duurstede, waar wij nog even bij mijn lagere schoolmaat Kees Korstanje een paar kasplantjes gaan ophalen. ‘Ik heb er wat voor jullie klaar gezet’ zei Kees toen ik hem vanmorgen belde, ‘Kom maar gezellig effe langs, dan maak ik net als vorige week een lekker koppie thee voor jullie’. m.v.g. Gerrit.
Geef een reactie