Vanmiddag, zaterdag 8 januari 2022, weer eens, na ongeveer een dikke twee jaar, bij Kees Doornenbal in Maartensdijk aangegaan. Buiten, op het erf en het omliggende lang regende het stevig, en grote waterdruppels en waterstraaltjes vielen uit de kale hoge bomen die op het erf staan. Kees woont in de oudste monumentale boerderij ‘De IJzeren mortier’ in Maartensdijk. Deze boerderij is omstreeks 1600 gebouwd. Al enige jaren kom ik hier, en Kees en zijn oudere broer Henk ken ik omstreeks een goede tien jaar. ‘weet jij wat een kluizenaar is, ken je dat woord ?’ vroeg Kees een paar jaar geleden aan mij. ‘Zeg thuis tegen je vrouw maar dat je bij kluizenaars ben geweest’. Maar vanmiddag loop ik weer net als enkele jaren geleden bij de achterzijde de oude boerderij naar binnen. Via een aanbouw en een half verlichte gang, klop ik op de oude houten kamerdeur en doe deze langzaam open. Kees was blij mij weer eens te zien. ‘Wat leuk dat je weer us langs komp, wil je koffie ? vraagt hij en staat wat moeizaam op uit zijn stoel. ‘Ga zitten haal de zooi maar van de stoel af, ga zitten..ga zitten’. ‘Wat leuk dat je us langs komp’ herhaalt Kees. Hij is ouder geworden en loopt nog verder voorover gebogen dan enkele jaren geleden. ‘Ach, ik heb last van m’n rug, hier onderin’. ‘Wil je melk in je koffie, geen suiker hé, da lus je niet, as ik ut goed heb onhouwe’. Gezellig praten wij over het boerenleven, de koeien, het weer en over zijn oudere broer Henk die nu al bijna een jaar in een verzorgingshuis woont. ‘Ut ging niet goed met hum, hij kreeg ut in zu’n kop. De boerenwoonkamer ziet er wat schoner uit dan enkele jaren geleden, toen Henk nog regelmatig met zijn vieze strontlaarzen vanuit het deel de kamer inliep. ‘Ach er komp toch bijna nooit geen mens hier’ zei hij toen tegen mij. Maar Kees woont nu alleen, en zorgt voor zijn 27 koeien. ‘We gaan zo wel effe in de schuur kijke bij de koeie’ zegt Kees. ‘Wil je nog een bakkie, wil je een koekie ?, pak maar ik heb er genoeg’ zegt Kees vriendelijk terwijl hij een snee brood van zijn bord pakt. Als Kees zijn twee sneden brood heeft opgegeten staat hij moeizaam op uit zijn stoel, en loop ik hem in langzame passen achterna naar de schuur die achter de boerderij gelegen is. Hier laat hij zijn trots zien, zijn koeien. ‘Kijk, die is van de week tochtig geworden, en uh deze hier, die grote is met kalf en krijgt extra voeding, dat het tie nodig het de veearts gezegd’, nou en dan doen we ut maar, anders moh je geen beeste houwe’. Maar de vermoeid schijnt toe te slaan en Kees gaat even een poosje, al verder vertellend, in een oude stoel zitten. ‘Komp je snel weer us an, da zou ik leuk vinden’. vraagt hij bij het afscheid. Ik beloof het hem dat ik binnenkort, bij leven en welzijn weer bij hem kom kijken. ‘Dan gaan we samen op bezoek bij m’n broer in het verzorgingshuis, da zal tie mooi vinden, hij ken je denk ik nog wel’. Wij verlaten de koeienschuur en Kees loopt zwaar voorover gebogen in de regen naar zijn boerderij, terwijl ik langzaam rijdend het erf verlaat en hem nogmaals gedag zwaai. Ik ben blij hem weer eens gezien en gesproken te hebben, die Kees, de kluizenaar. m.v.g. Gerrit.
Geef een reactie