Op een van mijn fietstochten in 1992 vanuit Almere naar mijn ouders in Wijk bij Duurstede was ik een stuk omgefietst richting Renswoude en Ederveen. Vanaf kasteel Renswoude via de Veenweg kwam ik op de Munnikeweg nabij Ederveen. Hier is de grens tussen de provincies Utrecht en Gelderland. De weg zelf ligt in Utrecht de berm gezien vanaf Renswoude in Gelderland. Ik wilde hier weer eens gaan kijken. Omstreeks 1974 was ik met een landmeter Willem Groters van Ingenieursbureau van Steenis uit Utrecht, waar ik toen werkte, hier hoogtemetingen nabij ‘De Klomp ‘aan het doen. Ik vond het toen een mooi groenrijke omgeving, en altijd was ik van plan om hier weer eens te gaan kijken, vandaar. En ook wilde ik eens gaan struinen bij het hier in de buurt liggende fort Daatselaar. Maar daar is die dag niets van gekomen, maar pas jaren later tijdens een wandeling hebben Lenie en ik het fort opgezocht. Ik was afgetapt om mijn landkaart te bekijken, toen een man, die wat verder naar links in een weide stond naar mij keek. ‘Zoek je de weg, ben je niet van hier ? vroeg hij vriendelijk, terwijl een paard naast hem kwam staan en tegen de schouder van de man begon te schuren om aandacht te krijgen. Wij raakten in gesprek over dieren, de boerderij en het vee. ‘Kiek ik woon met mun twee broers daar op de boerderij, kom us an, ik verzamel oud boerenspul, kom maar us kieke’ was de vriendelijke uitnodiging van man, Arie van Wagensveld. Ik had een foto van hem met zijn paard gemaakt en beloofde hem, mocht ik ooit hier weer in de buurt komen de foto mee te nemen. Belofte maakt schuld. En omstreeks 2005 was ik hier weer in de buurt en ging natuurlijk de beloofde foto bij Arie afgeven. Hij was er toen heel blij mee en zei tegen mij ‘Jong oe ben altied welkom’. Ik had die dag nog wat meer foto’s gemaakt van o.a. zijn wat stille broer Job op zijn oude fiets achter de boerderij, met de naam ‘De Nap’. Zijn andere broer Evert was niet op de boerderij, en ergens aan het werk. Zo af en toe belde ik de broers wel eens hoe het met ze ging, en bij een van de telefoongesprekken zei Arie dat zijn broer Job toch vrij plotseling was overleden. ‘Wie zunt nu nog maar met zu’n tweetjes’ zei Arie met een trieste stem. Ik beloofde Arie de foto van Job op zijn fiets, voor hem af te drukken en langs te komen brengen. Toen ik tijdens een fietstocht op 8 juli 2013 met Lenie vanuit Rhenen langs de Grift hier naartoe was gefietst, was er niemand op het erf te zien. Een bruine hond lag te slapen op het erf aan de achterzijde van de boerderij. Hij stond traag kwispelend op en kwam naar ons toe. Een kleinere hond, die wat verderop stond bleef op zijn plaats en keek alleen maar naar ons. De deeldeur van de boerderij staat half open, en Leentje en ik liepen naar binnen. Het deel stond tot onze verbazing vol met allerlei spullen. Kleine boerenwagens, weegschalen, stoelen, een houten kar vol houtblokken, en ijzeren wagenwielen, en bijenkorven, etc. Aan de balken hangen in plastic zakken bonen en kruiden te drogen. Aan de houten wand hingen platen van Anton Pieck, en levenswijsheidteksten. Eigenlijk was alle beschikbare ruimte gebruikt, door boerengereedschap, potten en emmers etc. Wij horen stemmen en zachte kerkmuziek, en ik riep ‘Hallo’. Maar geen reactie. Nog een keer wat harder ‘hallo’ geroepen. Plots verstillen de stemmen, en horen wij alleen de kerkmuziek. ‘Kom binnen’ wordt er geroepen. Arie zit in zijn stoel, en een voor ons onbekende man staat, met aan de voorkant omgedraaide broeksriem, en zijn handen op zijn rug in de kleine boerderijkamer. Hij blijkt later een vrachtwagenchauffeur uit Barneveld te zijn. Arie zegt tegen mij ‘Je mot deurlope as je hier kom, lop voortaan maar gewoon naar binnen, ok al is hier geen mins, je ben hier toch al us vaker gewies, of nie dan, ha ha haa’ zegt de vrolijke Arie. ‘Zal ik doen’ zeg ik tegen hem, dankbaar voor het vertrouwen, dat ik of wij gewoon de boerderij in kunnen ook al is er niemand, de deur is altijd open. ‘Ga zitten, willen jullie koffie? Ik laat Arie de meegebrachte foto van zijn overleden broer Job zien. Hij wordt even stil bij het bekijken van de foto, en kijkt ontroerd naar zijn overleden broer. Met dankbare ogen kijkt hij ons aan ‘Ja wie zunt nu nog maar met zu’n tweetjes, ja hij was de jongste’. Ook de vrachtwagenchauffeur bekijkt de foto, en Leentje en ik krijgen koffie. Het door ons onderbroken gesprek wordt voortgezet. ‘Ja’ zegt de staande man ‘Ik ben al jaren vrachtwagenchauffeur, en vurige week net 69 geworden, maar ik zal je zegge ik had vreuger een soort eczeem of zoiets zei ik net tegen Arie. Da kwam van dat zeil van de zitting van de wagen, tjonge jonge da werd heet… heet, wel 60 of 70 graden in de zon. Mijn hele huid zat onder, en op een gegeven moment van mien vrouw ok. Het was een vieze ziekte, je hele kont brande door’. Ik zee tegen de dokter, he je er wat veur? Toen zei die dokter uit Lunteren, ‘Jong wit jij wat je moet doen, naar huis en alles uit doen, gewoon in je nakie lopen’. ‘Ik zal je zeggen’ zei de chauffeur’ De gordijnen gingen dicht, mijn vrouw en ik hebbe allus ut gedaan, en wij hebbe spiernaakt drie of vier dagen in huis gelopen, en wat doch ie, allus verdween, nooit gene las meer van gehad, tot op de dag van vandaag nie, en ’t mooie is, hut het me niks gekocht. Ja das was eene goeie dokter, die he je tegenwuurdig nie meer, ja ik ben blie dak er vanaf ben’. Zijn krachtige stem vult de kleine boerenkamer, terwijl Lenie en ik onze koffie opdrinken. Even later verdwijnt de chauffeur en moet verderop nog wat doen. Arie laat ons de hele boerderij zien. De kamers en de zolder waar hij met zijn broer slaapt. ‘Kiek, hier slapen wij, nee hoor maak maar gerust foto’s, ga je gang maar, maak niks uut, Ik zal je zo het vee nog even laten zien, en kom nog maar us effe kieke naar mun verzameling boerenspullen. ‘He je da jong nog gezien hier op ut erf ?’ vraagt Arie. Maar wij hadden behalve de honden geen jongen gezien. Maar even later zien wij hem buiten. Het is een neefje van Arie, rijdend in zijn taptrekker met een jonge hond in zijn aanhangwagen. ‘He jullie kinderen ? , Ik zal je zeggen da jong wat buiten lop, da’s een neefje van mie, een best jong, maar hij krieg een strenge opvoeding van zu’n moeder, mot ook psalmversies leren van zu’n moeder. Het is een mirakels best jong, niks dan achus en negeus en tienen op school. ‘Mien vader zeit altied, ‘Je kunt beter een ondeugend peerd hebben, dan een verwend jong’ ha haa haa, maar zo is net’. ‘Wij zunt vroegur nog us op de televisie gewies, ha ha haa’. Buiten gekomen neemt Arie ons mee naar de stallen en laat zijn koeien en varkens en kippen zien. De bruine naamloze hond volgt Arie trouw, en is een paar keer op zoek naar ratten. Tot slot neemt Arie ons mee naar een van de schuurtjes, die van beneden tot boven volgepakt is, met door de broers, maar vooral door Arie verzamelde spullen. Trots laat hij verzameling zien.’ O man ik veind het zo mooi he, da ouwe spul, wit jij wa dit is’? vraagt hij aan mij, een lange ijzeren stang in zijn handen houdend, ‘Nee he, das een thermometer voor de hooibroei, gekriege van een man ut ’t Veen’, waarmee hij Veenendaal bedoeld. Leentje en ik hebben genoten. Aan het eind van de middag fietsen wij weer naar Rhenen terug. Wij hebben een prachtige dag gehad. In later jaren heb ik Evert nog eens gebeld en opgezocht, nadat hij mij vertelde dat Arie was overleden. Het werd stil aan de andere kant van de lijn. ‘Arie is overleden aan een hartaanval, en Job, ja die had kanker, die had toen gezeit ‘Ik he niet lang meer te leve’. ‘Er is er nu nog maar untje van de drie broers over’ zegt Evert met een trieste klank in zijn stem. Evert klinkt mat en is aangeslagen, en er valt een stilte in ons gesprek door de telefoon. Vrij snel ben ik bij Evert langsgegaan, en liet hij mij foto’s zien van zijn ouders en grootouders, en Aaltje, een tante van vroeger, geboren op 8 juni 1869, met ‘voorkind’ wat niet op de foto staat. Een voorkind was, zo noemde ze dat in vroeger jaren, als je voor je huwelijk in verwachting raakte en een kind kreeg. Buiten heb ik nog een foto van Evert met twee vrienden gemaakt die hem geregeld komen opzoeken, om te kijken of het goed met hem gaat. Bij een van de vrienden hangt een jachtgeweer voor in zijn Jeep. Alle drie de broers zijn inmiddels overleden. De vader van de broers heeft in het verleden nog aantekeningen gemaakt van de familie. Trots laat Evert het aan mij zien. Maar wij bewaren onze ontmoetingen, met deze drie vriendelijke boerenbroeders, als dierbare herinneringen in ons hart. Voor familieleden die graag de door mij gemaakte foto’s wil hebben, stuur mij even een mailtje, naar: helenah51@hotmail.com, of bel mij even 06 23431253. Hartelijke groeten, Gerrit Marchal.
Geef een reactie