In 1982, toen ik nog in Wijk woonde, kwam ik zo heel af en toe bij schoenmaker Jan de Jongh. Toch wel een beetje een bijzondere man maar wel een vriendelijke man. Als je de in de Peperstraat in Wijk bij Duurstede gelegen winkel binnenstapte, rinkelde ergens een belletje, om te verkondigen dat er een klant was. Soms moest je even wachten voor er iemand kwam. Een enkele maal zag ik, zelf uit het felle zonlicht komende en met aan het duister wennende ogen een vrouw zacht hoofdknikkend achterin de winkel of gang even als een schim voorbij gaan en weer verdwijnen achter een donker geelbruine deur. Maar vervolgens verscheen even later Jan. De zwijgende vrouw die ik nooit gesproken heb was een zuster van Jan dacht ik. Maar meestal was als je binnen kwam Jan aan het werk in zijn winkel wat ook tevens zijn werkplaats was waar hij allerlei schoeisel repareerde en verkocht. Door het glas in loodraam, boven de etalageruit met gordijntjes stroomde zacht kleurenlicht de winkel in. Maar voor de rest was het zeker wat naar achteren in de werkplaats toch minder goed verlicht. De aan het plafond hangende gloeilamp gevangen in een ooit wit geweest vettig kapje verspreide schaars licht en wierp schaduwen op de opgestapelde schoenendozen en op een tafel liggende, in mijn ogen totaal onoverzichtelijke schoenenstapel en gereedschap. Een voor Jan zijn winkel modern aandoend blauw omkaderd klokje tikte zacht de tijd weg. Maar ach in deze winkel leek het alsof de tijd had stil gestaan en zijn strijd met de toekomst had verloren. In een rond in een achttal vakjes verdeeld houten bakje lagen diverse rechte en onooglijk krom gebogen spijkertjes en andere troep. Toen ik binnenkwam mompelde Jan wat terwijl hij wijdbeens voorovergebogen zat met zijn aandacht vol bij zijn werkzaamheden. Ik bleef maar rustig staan en wachten. Jan bleef gewoon onverstoord doorwerken. ‘Ja ja’ zeggend en mompelend en mopperen tegen zichzelf en zijn onderhanden hebbende schoen. Tegen de achterwand stond in mijn ogen een museumstuk dat diende als schuur- en poetsmachine. Maar ogenschijnlijk werkte alles nog want een van de schijven draaide er lustig maar nutteloos op los. Nee, soms even tussendoor hield Jan zijn te repareren schoen tegen de draaiende schijf bekeek hem al draaiend en ging verder. Regelmatig tijdens zijn werkzaamheden spreidde hij zijn benen wat verder uit elkaar, en liet tot mijn verbazing een klodder spuug, oppassend niet op zijn werkjas te spugen voor hem tussen zijn benen op de houten vloer vallen. Maar Jan was aan het mopperen zonder mij aan te kijken. ‘Verrotte plastic, rotzooi…., vroeger maakte ze alles van ‘leer’ jochie, waarmee hij echt leder bedoelde ‘maar tegenwoordig is veul gemaakt van dat verrotte plastic, rommel is ut, ik kan er bijna niks mee’. Na enige minuten was hij gereed en bekeek aandachtig zijn net volbrachte reparatie. Met een aantal dagen niet geschoren stoppelbaard en ingevallen mond keek hij mij aan. ‘He eentje van Marchal, ja toch’ ? Wat ik beaamde. ‘Ja ik ben er een van Wout van de sluis’. Tanden kon ik tijdens het gesprek niet ontdekken, mochten zij er zijn dan waren het er weinig of door het slechte licht kon ik ze niet zien. ‘Hoe is het aan de sluis en hoe gaat ut met je moeder gaat alles goed’ ? vroeg Jan met zijn gecombineerde vraag, de bovenkant van zijn linkerhand langs zijn vochtig glimmende neus halend, en vervolgens op bovenbeenhoogte aan zijn gevlekte jas afvegend. Ik bracht Jan weer op de hoogte van de dingen die hij wilde weten. Intussen was hij naar voren gelopen in zijn winkel en wierp bij het etalageraam een blik op de tas die ik ter reparatie had meegenomen. Toen iemand in de Peperstraat zijn winkel voorbij liep keek hij even op over zijn laag hangende gordijntjes door de etalageruit de straat in, ‘Kek, daar loop nog een stuk nicht van je, als ik ut goed heb’. En inderdaad liep Ger de dochter van vaders broer ome Hamp en tante Bets in de winkelstraat van Wijk. Intussen was Hannes, Jan zijn broer zachtjes op zijn pantoffels die winkel in komen lopen. Ik draaide mij naar Hannes om en hij keek mij flink loensend, vriendelijk en glimlachend aan, al kauwend op zijn pruimtabak en mompelde wat in zichzelf. Waarschijnlijk had hij al een gedeelte van ons gesprek gevolgd. ‘Ja, hier Hannes het nog us een boomgaard met appels naast je ouders gepacht, is ut niet Hannes’ ? zei Jan zijn zwijgende broer aankijkend. ‘Was die boomgaard niet van de Jodin of van Toon van Bemmel’ ? ik zou ut verrek niet meer weten’ stelde Jan zichzelf de vraag,. Hannes trok zijn glimlach nog breder dan dat deze al was knikte mompelend bevestigend en zei tweemaal ‘Ja ja’, draaide zijn hoofd schuin van mij weg en spoog door een spleet tussen zijn verkleurde tanden een geelbruine pruimtabaksapstraal in een donkere hoek op de houten vloer van de werkplaats. Hannes zijn bijnaam was ‘De Kapaje’. Ach, iedereen in Wijk had vroeger wel een bijnaam. Maar waar Hannes zijn bijnaam vandaan kwam, ik weet het niet. Ik heb een stuk of honderd bijnamen verzameld in de loop der jaren. Jan, de schoenmaker werkte nooit met bonnetjes of iets dergelijks. Je leverde je te repareren schoenen gewoon in, die Jan dan ergens neerzette en zei bijvoorbeeld, kom ze vrijdag maar weer ophalen. Kwam je dan, dan verbaasde het mij tot op de dag van vandaag, dat hij jou gerepareerde schoenen na enig hoofdgedraai en gemompel tussen zijn opgestapelde schoenen en andere spullen in zijn werkplaats terug kon vinden. Maar Jan en Hannes zijn er niet meer. Bijzondere mensen waren het maar met een goede inborst. Mooie kleurrijke figuren. En ik ben blij dat ik toen in 1982 een paar foto’s van hem mochten maken. De vader van Jan en Hannes had de bijmaan ‘De Maaienklopper’ deze had hij gekregen omdat hij wel eens een stuk vlees zo lang liet hangen dat er maden in het ontbindende vlees kwamen. Vervolgens klopte mij met een stuk in het kippenhok de maden uit het half vergane vlees als voedsel voor zijn kippen. Hans Korstanje, die in de Muntstraat woonde en waarmee ik vanaf 1972, als eerste leerlingen bij Wijnand van de Broek in Wijk bij Duurstede een aantal jaren samen op karate heb gezeten, had in 1991 dacht ik, achter in zijn tuin een muur van een schuurtje gesloopt, toen hij plotseling twee oude foto’s vond van de ouders van Jan en Hannes de Jongh met hun kinderen. Hans zijn achtertuinmuur sloot aan op de achtertuin van Jan en Hannes de Jongh. Ik mocht de foto’s van Hans meenemen, hij deed er toch niets mee en wist dat ik gek was op foto’s en oude kiekjes. Ik bewaar de twee foto’s zuinig.
Geef een reactie